maandag 25 maart 2013

Doorschuiven

Ik moet het eerlijk bekennen: ik ben een beetje familieziek. Niet zo erg dat het lastig is -vind ik, maar die speciale band, die voel ik toch wel. Een familiereünie, daar verheug ik me dan ook buitensporig op. Zo was onlangs de familie van mijn moeders kant bij elkaar. Het was geen grootscheeps gebeuren, alleen ooms en tantes, neven en nichten met aanhang. En wat bleek? Die familieziekte, dat is toch echt een familieziekte. We genoten allemaal even hard. En een collectief geheugen, dat hebben we ook. Een van de jongste neven had samen met een tante een quiz met familiefoto's in elkaar gezet. Tot zijn verbazing bleek het voor de meesten een fluitje van een cent te zijn!
Nu ben ik een van de oudsten  (nummer 2 van de 35 kleinkinderen, die van de oudste tot de jongste nog geen 25 jaar schelen), en al die oude foto's waren voor mij een feest van herkenning. Natuurlijk moest op de reünie ook een nieuwe foto gemaakte worden: de zeven  zussen en één broer samen op de foto. Gelukkig was mijn moeders zus uit Canada ook van de partij. Iemand maakte de opmerking: wat bijzonder dat ze er allemaal nog zijn.
Een opmerking om even bij stil te staan. En dat geeft gelijk ook de andere kant van die hechte familiebanden aan: ze zijn niet blijvend. Opa en oma zijn overleden, twee kleinzoons  en een aangetrouwde kleinzoon. Dat de ouderen wegvallen, ligt in de lijn der verwachting, maar toch... Soms komt  het opeens op je af: nu ben ik een generatie opgeschoven. In een jaar tijd is van drie van mijn vier grootouders de laatste broer of zus overleden.
Ik kende ze bijna allemaal, dat gaat zo als je het oudste -enige- kind bent van ouders die beiden ook oudsten zijn. Op verjaardagen van opa of oma kwam je ze tegen: kleine, Veluwse mensjes, niet in klederdracht, maar toch onmiskenbaar streekeigen. Tante Kee, tante Mee, tante Ant, tante Peetje, Jannigje, Garritje, Geertje, oom Henk, Kil, Rinus, Geurt, Teunis, Job, Mees, Kees, en nog een hele rij
 Want allemaal kwamen ze uit grote gezinnen: 10, 12,  zelfs 16. En ze droegen 'gewone' namen. Zo heette mijn vaders moeder Hendrijntje -en ik dus ook, net als een tante en nog drie nichtjes, al hebben we gelukkig wel een andere roepnaam. Zo af en toe kom ik hier in de omgeving nog iemand tegen met dezelfde naam. Als we er even ons best voor doen, dan valt er vrijwel altijd wel een lijntje te leggen naar een gezamenlijke voormoeder.
Mijn overgrootouders ken ik alleen van foto's, ze waren al overleden toen ik werd geboren. En nu zijn ook hun kinderen er niet meer. Die levens omspanden ruim een eeuw: de oudsten werden even voor 1900 geboren, de laatsten (Job van Deelen, Jannigje van de Munt -van 't Foort en Mees van Maanen) overleden  in 2012 en 2013.
Wij zijn niet van die vragers: we wachten af wat ons wordt verteld en dat spijt me soms wel. Wat een levensverhalen zijn er zo voorgoed verdwenen. Het liefst horen we natuurlijk mooie, ontroerende, hartverheffende geschiedenissen. Maar er moeten ook nare, trieste en hartbrekende dingen zijn gebeurd. Niet dat die zo nodig opgerakeld moeten worden, maar ik zou zo graag nog eens de ménsen achter al die oude foto's ontmoeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten